door T. Austin-Sparks
Hoofdstuk 2 - De Heerlijkheid Gods
“Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel ... Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem” (Mat. 4:1, 8-10).
“... en leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen” (Mat. 6:13).
“Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen. Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet? Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want bij dit: alle dingen [hem] onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn; maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond. Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken” (Heb. 2:5-10).
Dit gedeelte van de Hebreeënbrief past bijzonder goed bij de schriftplaatsen uit het Mattheüsevangelie. In hoofdstuk 4 van Mattheüs zien we hoe de laatste Adam, de tweede Mens, door de hand van de boze, in verzoekingen terechtkomt. Hij wordt op hetzelfde principe verzocht als de eerste Adam, namelijk om iets van en voor Zichzelf en in Zichzelf te hebben, in plaats van ze te hebben in relatie met God op basis van geloof en afhankelijkheid. In dit verhaal triomfeert de laatste Adam, de tweede Mens, waar de eerste gefaald had, doordat Hij alles in God had en niets buiten Hem. Uit Zijn woorden: “Gij zult de Here uw God aanbidden en Hem alleen dienen” blijkt duidelijk dat Hij de rechten van God erkende en daarvoor stond.
Als we doorgaan naar hoofdstuk zes van Mattheüs is de Here omringd door de Zijnen en onderwijst Hij ze inzake het gebed. Dat gebed is niet bedoeld om als formuliergebed voortdurend herhaald te worden, maar het is een samenvatting van de principes van het gebed. Hij besluit het gebed met dezelfde factoren als die we in hoofdstuk vier aantreffen. We zien daar de boze, de verzoeking door de hand van de boze en de erkenning van het feit dat alles in God is – “Uwer is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid.” Door de woorden en geestelijke principes die daar uitgesproken worden, plaatst de Here Jezus Zijn eigen volk, Zijn gemeente, tegenover de boze, tegenover diens koninkrijk, macht en heerlijkheid, zoals we ook in hoofdstuk één al hebben gezegd. De gemeente moet dat allemaal afwijzen en zich tegelijk vasthouden aan de Vader, aan Zijn koninkrijk, Zijn macht en Zijn heerlijkheid, en daarvan getuigen. Wat we willen zeggen is dat dit de roeping van de gemeente is, in die kloof te staan, waar we aan de ene kant bepaalde claims, die met bluf en vertoon voortdurend door de boze beweerd worden, afwijzen en aan de andere kant verklaren wat Gods rechtmatige positie is en daaraan vasthouden, aan alles wat van Hem is: het Koninkrijk, de macht en de heerlijkheid. Zoals we al gezegd hebben daagt deze positie ons voortdurend op nieuwe terreinen van ons leven uit. In wezen gaat alles bij de roeping van de gemeente om deze positie. We willen daar nu wat verder op ingaan.
De positie van een gemeente geleid door de heilige Geest
Er zijn enkele dingen die ons daarbij kunnen helpen. Het eerste is de positie waarin de gemeente zich bevindt, wanneer zij geleid wordt door de heilige Geest. Er zijn heel wat verschillende ideeën over wat dat precies inhoudt. Vele daarvan zijn juist, vele ook twijfelachtig, maar dit ene is volkomen duidelijk.
1) In de kloof staan
“Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel.”
Een leven of een gemeente, geleid en bestuurd door de heilige Geest, wordt binnengebracht in de bres waar het getuigenis van Gods rechten, Gods eer, Gods heerlijkheid het belangrijkste van alles is. Dat is heel duidelijk een kenmerk van de heerschappij van de heilige Geest. Onder Zijn leiding is zo’n positie onvermijdelijk. Dat kan ons troosten in al onze beproevingen. Satan zou het liefst van onze beproeving en lijden een grond van beschuldiging maken. Hij insinueert dan dat er wel iets mis met ons zal zijn, omdat dit alles ons overkomt. De Here moet wel tegen ons zijn of op zijn minst reserves hebben; het gaat immers niet zoals het moet gaan. Maar de waarheid is precies omgekeerd. Kijk maar naar Gods eigen Zoon in de woestijn, hoe Hij daar alleen is en in nood en onder de druk van de vijand. Ongetwijfeld lijdt Hij in Zijn ziel en is zwak in Zijn lichaam. Maar dit is nu juist een situatie die door de heilige Geest gecreëerd is tot een getuigenis voor de heerlijkheid Gods, voor het Koninkrijk Gods en voor de kracht Gods. Als we maar inzagen dat het dus juist iets groots is, iets heerlijks, om in een positie te zijn waar dat getuigenis als het ware van ons afhangt, tijdens hevige en verschrikkelijke aanvallen van de vijand. Zo is een gemeente die door de heilige Geest geleid wordt.
2) Een geestelijk koninkrijk
Het volgende punt, dat hier nauw mee samenhangt, is dat een leven of een volk, geregeerd en geleid door de heilige Geest, daar komt waar het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid in wezen geestelijk zijn. Dat is een uitdaging. De gemeente heeft haar werkelijke, krachtige, effectieve getuigenis verloren omdat ze een tijdelijk, zichtbaar en tastbaar koninkrijk gezocht heeft en de kracht en de heerlijkheid die daarbij horen. Zo heeft de satan op dat punt de overwinning behaald. Zoals hij geprobeerd heeft Christus te overwinnen, heeft hij ook geprobeerd de gemeente te overwinnen. Helaas heeft hij in grote mate de overwinning behaald door de gemeente daar te brengen waar het gaat om een tegenwoordig koninkrijk, kracht en heerlijkheid hier en nu. Dat is wat men zoekt en waar men naar streeft, terwijl het ware Koninkrijk en de ware kracht en heerlijkheid geestelijk zijn en niet tijdelijk. Ze zijn hemels, niet aards. Dit Koninkrijk wordt niet onder de mensen openbaar als goddelijke uitingen, maar het wordt in de geestelijke wereld die achter de mensen ligt gemanifesteerd en slechts daar ten volle gewaardeerd en erkend.
Zie het voorbeeld van de Here Jezus in de woestijn. Deze hoofdstukken in het Mattheüsevangelie hebben allemaal te maken met het Koninkrijk. Het Koninkrijk was met Hem. De kracht was met Hem. De heerlijkheid was met Hem. “Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd”, schrijft Johannes (Joh. 1:14), “een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.” Dat is niet de soort heerlijkheid die de mensen vandaag hier op aarde aanspreekt. De heerlijkheid waarmee zij pronken voor het oog van de wereld heeft niets van genade en waarheid in zich. Het is een ander soort heerlijkheid die bij de Here Jezus hoort, precies het tegenovergestelde van de heerlijkheid van deze wereld. Ze is vol van genade en waarheid en wordt niet door mensen die vleselijk denken en een wereldse mentaliteit hebben op prijs gesteld. De gemeente moet daar komen waar ze, net zoals haar Hoofd in de woestijn, ontdaan wordt van alles wat de mens een koninkrijk, kracht en heerlijkheid noemt. Maar niettemin laat ze een Koninkrijk, een kracht en een heerlijkheid zien die daar ver boven uitgaat, hoewel niet op prijs gesteld door de natuurlijke mens. Het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken. Satan zei: “Zeg dan, dat deze stenen broden worden.” Maar er staat: “Het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken” (Rom. 14:17). De kracht is niet iets waarmee je vleselijke overmacht over de mens demonstreert. Het is datgene waardoor de geestelijke machten onttroond en omver geworpen worden en daarom is de heerlijkheid ook geestelijk. Het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid berustten bij Hem, maar werden niet openlijk getoond; ze waren verborgen. Alles berustte bij Hem, maar zodanig dat er geen enkele bevrediging voor het natuurlijke leven in lag. Satan was er op uit Hem zover te krijgen dat Hij Zijn ziel, Zijn natuurlijke leven, Zijn mens-zijn als zodanig zou bevredigen. Hij weigerde echter zich op dat vlak te begeven en bewaarde Zijn hemelse relatie met Zijn Vader en daarin kwam het Koninkrijk en werden de kracht en de heerlijkheid gevoeld.
Dit waren de principes. De gemeente komt in dezelfde positie en staat als de Here Jezus vanwege het feit dat het in wezen ‘corporatief” (geen goed Nederlands woord voor handen; betekenis ‘gezamenlijk’) is. Om die reden hebben we Hebreeën 2 gelezen. Daar ziet u hoe ze één worden. “Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken. Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één.”
Dit brengt ons terug bij de woorden uit vers 6: “Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet?”
In verband waarmee? In verband met het onderwerpen van “de toekomende wereld, waarvan wij spreken.” We spreken niet tot engelen, maar tot mensen, maar we zien die “gezamenlijke mens” nog niet op die plaats die God voor hem bestemd heeft. Maar wij zien de Mens, in wie alle andere mensen gevonden worden. We zien Hem daar en zo gaat Hij voor en zij volgen. Zij komen in dezelfde positie als waarin Hij geleid werd, met hetzelfde doel: het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, met Hem en in Hem.
3) Een getuigenis van de volle overwinning van Christus
Er is echter nog een derde punt, dat dit wat duidelijker moet omlijnen, namelijk dat wij niet doen wat Hij deed. Er is verschil tussen Mattheüs 4 en Mattheüs 6. In Mattheüs 4 streed Hij de strijd ten einde, en wat betreft het fundament van het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, was het een uitgemaakte zaak toen Hij terugkeerde uit de woestijn. De overwinning was de Zijne. Uiteraard werd die overwinning pas ten volle gerealiseerd aan het kruis, maar daar, na die eerste, wezenlijke ontmoeting met de vijand, keerde Hij in de kracht van de Geest als overwinnaar terug. De strijd was beslecht. Potentieel was de zaak beklonken, hoewel er nog veel meer strijd in Zijn leven zou komen. In principe was de strijd echter beslist.
In dat gedeelte uit Mattheüs 6, waar het over onze positie gaat, wordt niet een positie bedoeld waarin wij de overwinning moeten bevechten. We moeten heel erg uitkijken dat de vijand geen geweldig voordeel op ons behaalt doordat wij denken dat de strijd nog niet beslecht is. We moeten op dit punt heel waakzaam zijn, omdat de vijand altijd probeert ons in zo’n positie te manipuleren, waar de strijd nog onbeslist is. Als hij hier een zwakheid bij ons vindt, kun je ervan op aan dat hij die strijd gaat winnen. In hoofdstuk 6 wordt de gemeente niet in een situatie geplaatst waar nog een strijd uitgevochten moet worden, maar in een situatie die zeer positief is. “Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid”, niet: Uwer zal het zijn als de strijd voorbij is. Weet u, de bijbel is een boek met geestelijke wetten. Dit alles wordt pas verderop in het Nieuwe Testament ten volle ontsloten. Hier wordt dus de gemeente voorgesteld in een positie waar zij op de knieën strijdt in de tegenwoordigheid van de aanvallende Boze. Haar positie is die van getuigen, verklaren, afwijzen. In feite is het een afwijzing: “Van hem is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid niet. Uwer is ...” Voordat u ooit de aanval van de vijand kunt overwinnen, moet het feit voor u vaststaan dat dat punt al beslecht is en die positie gevestigd.
De roeping van de gemeente
Dit is de basis van een belangrijke vraag. Waarom is de gemeente hier? Het eerste doel waarvoor de gemeente hier is, is bij te dragen aan de heerlijkheid van God. Dat is het eerste, wat dat ook betekent, hoe dat ook uitgewerkt wordt, dat gaat voor alles. Het volk van God is hier vooral en bovenal om bij te dragen tot Gods heerlijkheid. U weet hoeveel er over dit onderwerp in de Efezebrief staat, de brief die meer dan enige andere brief met de gemeente te maken heeft. U bent waarschijnlijk met al deze teksten vertrouwd.
“… Opdat wij zouden zijn tot lof van zijn heerlijkheid” (1:12).
“… de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij zich verworven heeft, tot lof van Zijn heerlijkheid” (1:14).
“Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid” (3:21).
“… en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks” (5:27).
Een stralende gemeente tot lof van Zijn heerlijkheid. Ik wil het nogmaals herhalen. Het allereerste doel waarvoor het volk des Heren hier is en van eeuwigheid tot eeuwigheid zal zijn, is om God heerlijkheid te brengen. Dat betekent dat wij hier zijn om een getuigenis in stand te houden dat tot heerlijkheid van God is.
Er zijn talloze manieren waarop dit gerealiseerd wordt, waarop door ons heerlijkheid aan de Here gebracht wordt, waarop wij bijdragen tot Zijn heerlijkheid. Het is voor mij onbegonnen werk om te proberen aan te geven hoe de gemeente bijdraagt aan de heerlijkheid Gods. Maar het feit dat het zo is moeten we erkennen, want het moet onze gedachten en houding in al onze over¬wegingen beheersen. Hier moet alles op uit lopen. Alles in ons leven – in ons gedrag, onze houding, onze manier van doen, ons spreken, onze relaties, onze baan, onze instelling, ons gezinsleven, ons zakenleven – moet bepaald worden door de vraag: geeft dit meer heerlijkheid aan God? Want daarvoor ben ik hier. Als dit punt eens en voor altijd voor ons vast zou staan zou dat een groot verschil maken in ons leven.
Laten we onszelf eens een vraag stellen, een allesomvattende vraag: waarvoor ben ik op aarde? Waarom ben ik hier? Wat voor interesses heb ik, wat zijn mijn doelstellingen en wat kenmerkt boven alles mijn weg door dit leven? Als ik nu heel eenvoudig zou zeggen dat ons antwoord op zo’n vraag zou zijn: “Heer, ik ben hier voor U,” dan zou u allemaal amen zeggen. “Ik ben hier op aarde voor God.” Maar wat bedoelt u daarmee? Het is de praktische toepassing waar het op aan komt. U bedoelt waarschijnlijk dat u allerlei dingen voor de Heer wilt doen, dat u allerlei activiteiten voor Hem wilt ondernemen. Geliefden, als wij in ons leven werkelijk onder de heerschappij van de heilige Geest komen, zodat er een echte onderwerping aan de Here is, komen we op een punt waar het ons heel duidelijk wordt dat het de Heer niet gaat om iets wat we voor Hem doen, niet om de hoeveelheid werk die we voor Hem doen. Het gaat helemaal niet om dingen. Het gaat er alleen om in hoeverre de Here in en door ons verheerlijkt wordt. Dáár gaat het om. Heel vaak denkt de Here dat Hij meer heerlijkheid door ons leven kan verkrijgen door ons op non-actief te stellen, dan door onze activiteiten. Dat gaan we wel ontdekken.
Op zo’n moment vraag je je af: “Waarom overkomt me dit? Waarom mag ik dit niet doen? Waarom ben ik uitgeschakeld? Als ik maar voor de Heer kon werken!” De Here heeft alles weggenomen. Hij heeft ons omsingeld en ingesloten en dan, als we lang genoeg wachten en met een waarachtig hart naar de Here luisteren, gaan we door de Geest verstaan dat de Here niet uit is op allerlei dingen die we voor Hem doen, maar op meer heerlijkheid voor Zichzelf in ons. En wie van ons durft te beweren dat God niet evenveel, zo niet meer heerlijkheid heeft gekregen door mensen die uiterlijk nooit veel voor de Heer hebben kunnen doen, maar Hem in hun beproevingen verheerlijkt hebben? Dat is toch zo, niet waar? We moeten inzien dat hier op aarde voor de Here zijn niet betekent dat wij Hem op onze manier dienen, maar dat Hij beslist wat Hem het meest verheerlijkt. Onze houding moet altijd zijn dat wij tevreden zijn en het accepteren als iets werkelijk tot heerlijkheid van God is, ook al zien wij dat niet. Dat is erg belangrijk. Daarvoor is de gemeente hier, voor Zijn heerlijkheid. Deze overweging moet alle dingen bepalen.
Dat moet voor ons ook de sleutel zijn tot Zijn handelen met ons. Zijn handelen is soms erg vreemd voor ons en heel moeilijk voor het vlees. De weg waarlangs Hij ons leidt is pijnlijk en moeitevol voor ons vlees, maar we moeten al Gods handelen met ons zien in het licht van de hoeveelheid heerlijkheid die Hij krijgt in de ongeziene wereld, waar waarachtige geestelijke waarden werkelijk verstaan worden. Het kan voor ons vaststaan dat Zijn handelen met ons positief is, opdat wij zouden zijn tot lof van Zijn heerlijkheid, wij die ons vertrouwen op God gesteld hebben.
Het is deze houding, deze gezindheid, die voor altijd de vraag of wij wat voor de Heer betekenen, oplost. Ik geloof dat dit de wortel is van het overwinningsleven. Kijk naar de Efezegemeente in Openbaring 2:1-7, dezelfde gemeente die in de Efezebrief wordt aangesproken, en luister naar wat de Here tot die gemeente te zeggen heeft. “Ik weet uw werken en inspanning en uw volharding (Ik weet al die dingen van u die waar zijn) … maar gij hebt uw eerste liefde verzaakt … Wie overwint…” De overwinnaar heeft dus rechtstreeks te maken met de eerste liefde. Wat is eerste liefde? We gaan daar niet ten volle op in, maar eerste liefde houdt zeer zeker in dat er niemand in de hele wereld is die vergeleken kan worden met de geliefde. Niemand anders ziet misschien die schoonheid en liefelijkheid die zo wonderbaar zijn voor degene die liefheeft, maar hij ziet dat wel en ziet weinig anders en er is niemand met deze ene persoon te vergelijken. Die ene is alles, alles wat goed is, wat recht is, wat betamelijk is, alles wat mooi is en laat niemand iets kwaads van de geliefde zeggen. Het hart, het leven is volkomen door die ene in beslag genomen. De wereld, de horizon wordt door die ene bepaald. Dat is eerste liefde. “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt.” O ja, je doet van alles, maar dat wezenlijke, dat fundamentele is er niet langer. Het is niet meer zo dat je niets anders in de wereld hebt waaraan je je hart hebt toegewijd dan Mij. Je hebt je eerste liefde verlaten.
Daarom brengt Paulus in Efeze 5 het huwelijk in verband met Christus en de gemeente. “En zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks.” Een vlek betekent uiteraard bezoedeling. “Jezelf onbesmet van de wereld bewaren”, zegt Jacobus. In het Oude Testament werd het hoererij genoemd als Israël vrijwillig gemeenschap had met een heidens volk. De maagdelijke dochter Israëls gaf haar kuisheid prijs. Dat is de roep van de profeten. Israël had hoererij bedreven; ze had haar reinheid prijsgegeven. Hoe? Eenvoudig door zich in te laten met de andere volken en hun goden. In het Nieuwe Testament wordt alles samengevat in één woord: de wereld. De wereld heeft in de gemeente interesses gewekt. Op een bepaald punt zoekt men de wereld. De Heer is niet meer genoeg, is niet meer alles. Hij alleen bevredigt niet meer. We moeten iets hebben om dat te compenseren. Wij moeten zonodig over de heg kijken en toegeven aan een of andere gril buiten de Here om. Dat is bevlekt worden door de wereld. Maar zij die het Lam volgen waar Hij ook heen gaat, hebben zich niet bevlekt. Het gaat erom of de Here alles is. Dan ben je onbevlekt.
“Of rimpel.” Wat is dat? Een aanduiding van tijd, een indicatie van leeftijd. Soms heeft een klein kindje rimpels en dan zeggen we: net een oud vrouwtje. Dat is niet het eeuwige, altijd frisse leven van de Here. Dat is iets van de tijd. Iets hier beneden heeft zijn sporen nagelaten. De gemeente is op een terrein gekomen waar ze in aanraking komt met het veranderlijke, het wankelbare, met dat wat voorbijgaat. Ze is aards geworden en maakt nu deel uit van wat moet verdwijnen. “Zonder rimpel.” Een gemeente met een gezicht zo fris als de morgen wil de Here voor Zich stellen. Maar dan moet zij hier op aarde alleen leven door de Here, uit de Here, gevoed door Zijn leven, terwijl zij haar bevrediging alleen in de Here vindt. Dat is een hoog niveau. Maar ik geloof dat hoe meer de Here onze bevrediging wordt en wij in Hem gaan rusten, hoe minder rimpels we zullen hebben. We weten in ons hart dat, naarmate de Heer meer voor ons wordt, we ons minder zorgen maken en minder onrustig zijn. We komen steeds meer tot rust en dat is een goede remedie voor rimpels! Moge de Here ons helpen deze les te leren!
De stralende gemeente is dus de gemeente waarvoor de Here alles is en die ten volle haar bevrediging in Hem vindt. Daardoor is zij niet bevlekt of bezoedeld door besmetting met de wereld. Ze wordt niet gekenmerkt door wat verdwijnen moet, wat tot de tijd behoort. Dat is nu de eerste liefde. Als de eerste liefde er niet meer is, komen de rimpels en allerlei overwegingen. U weet dat dat zo is in het menselijk leven. Als de eerste liefde er niet meer is, gaat u ergens anders kijken. De interesses zijn verdeeld. Maar de overwinnaar is iemand die geen verdeelde interesses heeft, die nergens anders naar kijkt, voor wie de Here alles is, een volledige bevrediging voor zijn hart. “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt. Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” Dit raakt de kern van de vraag wie overwinnaar is. Het betekent eenvoudig dat de gemeente of de overwinnaar weer zo geworden is als de Here heeft bedoeld, namelijk, bijdragend aan de heerlijkheid van God. Wij kunnen nooit aan Gods heerlijkheid bijdragen, tenzij we volledig door Hem in beslag worden genomen. Dit heeft de Here Jezus tot de grote Overwinnaar gemaakt.
De praktische uitwerking
Dit bijdragen aan Gods heerlijkheid, tot zijn voldoening, betekent praktisch gesproken twee dingen. In de eerste plaats betekent het het in stand houden van een volle openbaring van God hier voor Zijn volk. Ik denk aan de apostel Paulus. In hem zien we een echte overwinnaar. Zijn toewijding aan de Here kent geen reserve. Hij kan, op grond van de praktijk van zijn leven, naar waarheid zeggen: “Ik acht alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat” (Fil. 3:8). Zo is de stralende gemeente zonder vlek of rimpel, en zo is de overwinnaar. Maar wat was het toch dat het leven en de bediening van de apostel Paulus zo kenmerkte? Was het niet het feit dat hij een volledige openbaring van de Here voor Gods volk op het oog had? Hij was nooit tevreden met halve waarheden of gedeeltelijk licht en beperkte openbaring. Hij zou nooit zeggen: “Laten we toch tevreden zijn met de eenvoudige waarheden en al dat andere maar laten rusten.” Wie zo spreekt, begrijpt niets van Gods welbehagen. Wat de Here wil is dat Zijn volk een volle openbaring van Hemzelf heeft en dat wij bijdragen aan Zijn heerlijkheid en voldoening door in waarheid te staan voor alles wat de Here voor Zijn volk verlangt. Dat is heel praktisch en wij willen niets minder ontvangen dan alles wat de Heer verlangt, voor onszelf en voor de gemeente. Dat is het eerste kenmerk van het dienen van God tot Zijn heerlijkheid.
Het tweede punt is dat het op ons hart moet liggen dat Gods volk het volle leven in de Heer zal kennen en dat het ons heel diep moet raken dat zo weinigen van hen dat leven in volheid kennen. Hopelijk is dat bij u het geval. Datgene wat u aan het hart gaat, u verontrust, u pijn doet, u meer dan wat ook bezig houdt, is mensen te zien die weliswaar het eigendom van de Heer zijn, maar slechts half leven of bijna helemaal geen teken van leven vertonen. Hun christenleven, hun christendom bestaat voornamelijk uit vormen en traditie. Ze kennen niet dat liefdevolle doorgaan met de Heer, dat gekenmerkt wordt door leven. Die afwezigheid van dat leven veroorzaakt de grootste moeilijkheden. Je kunt hen niets duidelijk maken, je kunt hen niet helpen. Een levensbasis waarop je verder kunt bouwen ontbreekt hun. Dit wordt een grote last voor je en je weet dat de vijand dit gedaan heeft. Hij die de macht over de dood had, beïnvloedt hen ten kwade en maakt van hun leven een leven van gebondenheid en doet het zoveel mogelijk teniet. Leven voor God en Hem voldoening geven betekent dat het leven van Gods volk u buitengewoon ter harte gaat. “Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed”, heeft de Here Jezus gezegd. Dan moet de gemeente het vat, het kanaal van dat leven zijn. De belangen van de Heer moeten haar ter harte gaan. Ze moet het verlangen van de Heer delen, dat dit leven in overvloed gekend zal worden. Zo wordt Gods hart bevredigd.
Nog een woord tot besluit. Wil de gemeente bijdragen aan Gods heerlijkheid en heeft zij het verlangen werkelijk stralend te zijn, dan zal zij diep moeten beseffen wat de heerlijkheid van God is. De heerlijkheid van God is de heiligheid van God, de zedelijke uitmuntendheid en volmaaktheid van God, de waarheid die Hij is en de reinheid die Hij is. De heerlijkheid van God is Zijn natuur en bijdragen aan die heerlijkheid betekent dat we een diep besef van Gods heiligheid moeten hebben. Zo diep dat, als er iets onheiligs in ons midden gebeurt, dat een kwelling voor ons is, een diepe droefheid. Het is als een kwaad¬aardige ziektekiem die in het lichaam terechtgekomen is en daar vernieling aanricht en ontregeling en pijn veroorzaakt. Als zo’n ziektekiem een gezond menselijk lichaam binnendringt, begint het hele organisme te werken om het eruit te krijgen, het te overwinnen. Dat is gezondheid. Gezondheid is de kracht, de vitaliteit, de energie in een lichaam om de invasie van ziektekiemen te overwinnen. Wat waar is op het lichamelijke vlak moet ook waar zijn op het terrein van het geestelijke, in het lichaam van Christus. Het kenmerk van onze gezondheid is dat, als er iets kwaadaardigs onder ons komt en binnendringt, we dat weten in de geest. We reageren meteen, we dulden het niet, we doen ons best het weg te werken. We brengen het voor Gods aangezicht, omdat we ons er innerlijk zorgen om maken.
De gemeente in Corinthe verkeerde in een slechte geestelijke gezondheidstoestand, omdat ze het kwade in hun midden niet ernstig namen, tot de apostel er een ernstige brief over schreef, een hele strenge brief. Ze reageerden niet spontaan op dat kwade. Pas toen ze door de apostel daartoe aangespoord en vermaand werden kwamen ze in actie. Maar een gezonde gemeente beseft meteen dat er iets mis is, net als een gezond lichaam. Ze beseft dat er iets is wat tegen de heerlijkheid van God ingaat en gaat staan en zegt: “Dit mag niet! Dit maakt dat waarvoor wij hier juist zijn, kapot. We verliezen onze roeping als dit er blijft. Wij zijn hier immers ter verheerlijking van God en dat betekent dat we Zijn hart bevredigen.”
Moge de Here Zijn woord in ons hart spreken.
T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.