Austin-Sparks.net

De Fundamenten

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 1

“Bij de Here schuil ik. Hoe durft gij dan tot mij zeggen: vliedt naar uw gebergte als vogels? Want zie, de goddelozen spannen de boog, zij leggen hun pijl op de pees, om oprechten van hart in het duister te treffen. Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen? De Here woont in zijn heilig paleis, de Here heeft in de hemel zijn troon; zijn ogen slaan gade, zijn blikken doorvorsen de mensenkinderen. De Here toetst de rechtvaardige en de goddeloze; en wie geweld bemint, die haat Hij. Hij regent op de goddelozen vurige kolen en zwavel, schroeiende wind is het deel van hun beker. Want de Here is rechtvaardig en Hij heeft gerechtigheid lief; de oprechten zullen zijn aangezicht aanschouwen” (Psalm 11:1-7, met name vers 3: “Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?”).

“Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen” (1 Cor. 3:11).

“En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods …” (2 Tim. 2:19).

We kunnen niet met zekerheid zeggen wanneer de elfde psalm geschreven is. We weten niet precies wat de historische gebeurtenissen waren die aanleiding gaven tot het schrijven van deze psalm. Maar wanneer dit ook was, deze psalm is duidelijk geschreven in een tijd van zeer zware druk, onder zeer moeilijke omstandigheden. De positie van de psalmdichter was vanuit menselijk standpunt heel hachelijk, vol gevaren. Menselijk bekeken viel er niet meer aan een grote ramp te ontkomen. Het was een tijd dat de fundamenten, wat die letterlijk ook geweest mogen zijn, aangevallen werden. Deze grondslagen waren het doelwit geworden van een hevige aanval. Vanuit menselijk standpunt bezien waren de grondslagen reeds vernield. David bevond zich in de maalstroom van die opschudding, die ook ons niet onbekend is, waarbij alle uiterlijke tekenen schijnen aan te tonen dat de situatie hopeloos is. Toch was er diep van binnen iets dat zich daar niet bij wilde neerleggen. Het was niet te verklaren, maar er was een duidelijk innerlijk besef, dat in feite zei: het is niet waar. Vanwege de uiterlijke omstandigheden en alle duidelijke bewijzen die aantoonden dat het wel waar was, kreeg David de raad om te vluchten, om de hele situatie maar in de steek te laten en zijn gezicht te redden, ja zelfs zijn leven, om naar het gebergte te vluchten en zijn toevlucht te nemen tot een aardse plaats van veiligheid. Een berg schijnt soms een heel veilige plaats te zijn. Maar geestelijk gezien is dat niet altijd zo. Hier is een van die gelegenheden, waarbij een berg, hoe betrouwbaar die als schuilplaats ook mag lijken, een plaats van zwakheid is als men er schuilt uit vrees. Ze adviseerden hem naar het gebergte te vluchten om daar te schuilen, maar David wees deze raad van de hand en zei: “Bij de Here schuil ik.”

Wij kunnen uit deze en de vorige psalm opmaken dat een of meerdere goddelozen een machtspositie innamen. De tiende psalm bevat zo’n vijf à zes verwijzingen naar de goddeloze. Wie dit ook was of waren, zij namen een plaats van grote macht in en vormden een bedreiging voor Gods erfdeel. Zij hadden het gemunt op de grondslagen van Gods erfdeel. Temidden van dit alles komt er een vraag op. Het is maar één vraag, één die de hele situatie samenvat: “Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?” Dit betekent niet dat David de gedachte dat ze al vernield waren, in zijn hart toeliet, hoewel dit vers volgens een bepaalde vertaling deel uitmaakt van de raad en het advies van zijn bange vrienden. Die vertaling luidt als volgt: “Want de grondslagen zijn vernield. Zo ja, wat kan dan de rechtvaardige doen?”

Als dat de juiste interpretatie is, spreekt dit David des te meer vrij en laat het zien dat hij er geen deel aan heeft. Als het slechts een vraag is die bij David opkomt en die hij overweegt – want het is zonder meer duidelijk dat hij niet aan de gedachte toegeeft – is het ook voor ons een waardevolle reden om die belangrijke vraag te overwegen. “Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?” Het antwoord ligt natuurlijk voor de hand. Er is slechts één antwoord op die vraag: “Niets.” Als de grondslagen zijn vernield, kan de rechtvaardige niets meer doen. De situatie is dan volstrekt hopeloos. Dan is het advies van deze mannen een goed advies: “Laat de situatie maar in de steek en probeer aardse zekerheid te vinden. Geef alles maar op, geef je visie maar prijs; het is een verkeerde visie, die niets te bieden heeft.” Dit is één manier van denken. De andere is dat we het vraagteken duidelijk onderstrepen. Met andere woorden, het is nog steeds een vraag: “Als de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?” “Als de gondslagen zijn vernield …” Zijn de grondslagen, ondanks alle uiterlijke schijn, werkelijk vernield? Ongeacht hoe het allemaal lijkt en wat de mensen zeggen over de hopeloosheid van de situatie en de grote macht en verraderlijkheid van de boze, zijn de grondslagen werkelijk vernield? Is er reden om de visie prijs te geven? Moeten we een koers varen, die in de ogen van mensen veiliger is? Moeten we proberen in deze hachelijke situatie wat meer vastheid onder onze voeten te krijgen?

Er is ongetwijfeld een geweldige en hevige aanval van de boze op de fundamenten. De grondslagen van Gods erfdeel worden heftig aangevochten met alle felheid en verraderlijkheid. U ziet in deze psalm het element van verraad in samenhang met de activiteit van de vijand, van de boze. Hij schiet in het duister. Hij strijdt niet met open vizier, maar als een moordenaar. Hij verbergt zich. Hij voert geen eerlijke strijd. Hij houdt zich verborgen en schiet verraderlijk vanuit de duistere plaatsen. En zijn vijandschap, zijn verraderlijkheid is gericht tegen de fundamenten van het leven van Gods volk.

Er zijn dus twee manieren waarop we deze vraag over de vernielde grondslagen nader willen bekijken. In zekere zin, en ten diepste, is het een absolute onmogelijkheid. Het is onmogelijk de fundamenten te vernielen. Om dat aan te tonen heb ik die twee andere schriftgedeelten gelezen: “Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen.” Kan dat vernield worden? Nooit! Alle mogelijke aanvallen zijn al op Hem uitgeprobeerd; elke hamer van satanische bitterheid en verraderlijkheid heeft al op dat aambeeld geslagen en het aambeeld heeft de hamer gebroken, maar is zelf onbeschadigd gebleven. “En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods!” Vanuit dat standpunt gezien, het ware standpunt, kunnen de grondslagen niet vernield worden.

Maar er is een ander standpunt van waaruit dit bezien moet worden en dat betekent zoveel als een vernieling van het fundament; niet een daadwerkelijke vernieling, maar iets wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt. Ik bedoel dit, dat de vijand zo tegen de fundamenten is, die hij wil vernielen, dat hij doet wat hij maar kan om de mensen tot een belijdend christendom, een zogenaamd christelijk leven, een veronderstelde relatie met God te brengen, zonder enig fundament. En dat is een verraderlijkheid, die onzegbaar rampzalige gevolgen heeft, want allen die zo bezig zijn zullen vallen. Alles zal instorten en dan zullen ze God de schuld geven. De vijand komt dan meteen hun denken binnen en zegt: “Je hebt je vertrouwen in God gesteld. Hij heeft je in de steek gelaten.” In die zin zijn de grondslagen vernield. Ze zijn teniet gedaan doordat ze buiten beschouwing gelaten zijn. Dit zien we vandaag de dag overal om ons heen. Vanuit deze twee standpunten willen we een ogenblik kijken naar deze wezenlijke stelling: “Als de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?” Dit houdt in dat we meteen vanaf het begin heel bijzondere aandacht moeten schenken aan deze kwestie van Gods fundament. Dat fundament is onneembaar en onverwoestbaar zodra het gelegd is, maar het is wel van het allergrootste belang dat wij Gods fundament hebben, en dat het op de juiste wijze gelegd is. De hele situatie is volstrekt hopeloos, tenzij dat het geval is.

Wij naderen met rasse schreden de periode in de wereldgeschiedenis waarin de fundamenten van het geloof aan de laatste test worden onderworpen. Gods grote nadruk ligt vandaag op de toestand waarin Zijn eigen volk zich bevindt. Zijn aandacht is in de eerste plaats gericht op Zijn volk. Er zijn belangrijke perioden in de kerkgeschiedenis geweest waarin Zijn aandacht via Zijn volk gericht was op de vele onbekeerden. Velen werden in die dagen door het evangelie binnengebracht in Gods Koninkrijk. Het is mogelijk dat in Gods planning nog eens zulke tijden zullen komen waarin Hij Zich op bijzondere wijze uitstrekt naar de verloren schapen om ze binnen te halen. Het is niet zo dat Hij dit vandaag volkomen terzijde geschoven heeft en Hij wil ook niet dat wij er geen aandacht aan schenken. Maar iedereen die de huidige situatie kent, ziet dat Gods belangrijke werk in deze tijd niet het redden van menigten ongeredde zielen is, maar dat Hij overal, in toenemende mate, de harten van Zijn eigen kinderen opwekt, de honger vergroot, zwakheid en nood aan het licht brengt en overal de christenen beproeft. Maakt u tijden van geestelijke beproeving mee? Vindt u het vandaag gemakkelijker om het leven van een heilige te leiden dan vroeger? Als we eerlijk zijn in ons hart, zeggen we: “Nee, het is beslist moeilijker en ons geestelijk leven is bijna voortdurend in het vuur. Wij schijnen telkens weer naar de plaats van beproeving teruggebracht te worden, en elke beproeving lijkt moeilijker dan de vorige.” De Here is bezig met Zijn volk en het is Zijn bedoeling de fundamenten te beproeven. Ten tijde dat God Zich richt op de fundamenten, is de duivel er vooral op uit christenen zonder fundament te krijgen. Dat verklaart de vele christelijke bewegingen in onze tijd, die geen fundament hebben. Het duurt niet lang meer voor de allesbepalende beproeving van ons fundament komt. De vraag voor ieder van ons is of we werkelijk een goed fundament in God hebben, als de basis van ons geloof. Uiteraard moeten we zien wat dat fundament is, maar ik wil nu de noodzaak ervan onderstrepen. Een oppervlakkig geestelijk leven duurt niet lang. Gods winden gaan waaien en dan ontdekken we hoe diep onze wortels zijn. Daarin ligt dan ook de noodzaak om ons fundament nader te beschouwen.

Dan hebben we aan de andere kant dat andere standpunt: wanneer het fundament gelegd is, is er geen enkele reden om de visie prijs te geven, wat ook de uiterlijke omstandigheden mogen zijn, en wat de menselijke gedachten en meningen daarover ook mogen zijn. Hierbij wil ik nu even stilstaan, zonder op dit moment in te gaan op de aard van het fundament.

Er klinkt vandaag de dag een raadgeving van wanhoop aangaande de geestelijke toestand. David was zeker niet exclusief in deze zin. Wij weten allemaal wat die raad is: “U probeert iets onmogelijks tot stand te brengen. Uw norm is een onmogelijke norm. Dat wat u als uw doel gesteld heeft, is onmogelijk. Uw visie is die van een idealist, maar is volslagen onuitvoerbaar en valt onmogelijk te realiseren.” Kijk toch eens naar de vernieling die de vijand heeft aangericht. Telkens wanneer er iets ontstond dat iets meer van Christus had, dat voller, dieper en groter was, telkens wanneer er iets ontstond dat gericht was op Gods uiteindelijke doel en verder ging dan wat gangbaar was, ging de vijand daar zo hevig tegen tekeer dat alles vernield werd. De geschiedenis heeft zich op die manier telkens en telkens weer herhaald en kijk eens naar de warboel die de vijand op aarde van Gods volk gemaakt heeft. Kijk naar de situatie, naar de kracht, de sluwheid en verraderlijkheid van de vijand. Zie hoeveel macht hij heeft, hoe hij alles naar zijn hand zet en hoe hopeloos en zwak je bent in zo’n situatie. Kijk eens naar de geestelijke toestand waarin Gods volk vandaag verkeert. Verreweg de meesten van hen hebben geen werkelijke geestelijke honger en zijn tevreden met hun godsdienst, die slechts uit vormen bestaat. En zelfs als er onder hen zijn die wel geestelijk hongerig zijn en oprecht door willen gaan met de Heer, willen ze de prijs niet betalen als de beproeving komt. Op de een of andere wijze worden zij lamgelegd door de traditie, het historische systeem, door dat wat al zo lang gebruikelijk is, juist wanneer zij op het punt staan verder te gaan met de Heer. Hoewel ze hun verlangen kenbaar gemaakt hebben om door te gaan met de Heer en dat in alle oprechtheid ook van plan zijn, juist op het moment dat ze een beslissende stap willen zetten die hen buiten het systeem voert en verder met de Heer brengt gebeurt er iets, een subtiele, verraderlijke zet van de vijand, of een vrees voor de gevolgen van hun stap, en dan keren ze op hun schreden terug. “Je kunt je visie maar beter opgeven en wat minder hoog grijpen. Je kunt beter kiezen voor iets wat meer zekerheid biedt, iets wat meer voor de hand ligt en normaal is. Je mikt te hoog. De situatie is hopeloos. Geef het maar op!”

Ik denk dat de meesten van ons iets van zulke influisteringen, van binnenuit of van buitenaf, kennen. De Here Jezus kende hier ook iets van. Dit was waar het om ging tijdens Zijn verzoeking in de woestijn, veertig dagen en veertig nachten. Hij was binnengegaan in een leven op een hoger plan dan de wereld ooit gekend heeft. De hele opzet van de vijand was om Hem naar beneden te halen, om Hem door suggestie, door verraderlijkheid en argumenten naar een lager plan te brengen. Hij zei als het ware: “Wat U nu doet is onmogelijk. U kunt beter kiezen voor een vastere grond onder Uw voeten.” Hij wilde de Here Jezus op een zijspoor zetten. Bij zulke argumenten rijst de vraag: “Zijn de fundamenten vernield?” Als dat het geval is, dan is het zeker een goede raad. Dan kunnen we het maar beter opgeven. Maar als het niet zo is, dan is er geen enkele reden om de visie prijs te geven. Zijn de fundamenten vernield? Laten we dat eens wat praktischer formuleren. Heeft God een fundament gelegd? Wij leggen misschien vele fundamenten en komen tot de ontdekking dat ze niet deugen. De vraag is: heeft God een fundament gelegd? Het Woord zegt ons heel duidelijk dat Hij dat gedaan heeft. Legt God een fundament zonder daarop te willen bouwen? Dat zou toch zeker dwaasheid zijn en wie zou God daarvan willen beschuldigen? Maar als God inderdaad een fundament gelegd heeft en dat fundament onverwoestbaar is, dan is Hij van plan op dat fundament te bouwen, om een gebouw daarop te hebben. Kan Gods plan uiteindelijk en volledig door de vijand verhinderd worden? Nee, evenmin als Zijn fundament vernietigd kan worden! Hij zal Zijn doel bereiken. Wat is Gods fundament? Het is Jezus Christus. Hij is nu buiten het bereik van alle vernietigende machten. Wat is Gods bouwwerk? Het is Christus. U mag het bij andere namen noemen: de gemeente die Zijn lichaam is, zij die veranderd worden naar het beeld van Zijn Zoon. Maar hoe je het ook noemt, het is, naar Gods plan en bedoeling, Christus die in volheid tot ontwikkeling komt in de heiligen. Dat kan nooit vernietigd worden. Dat kan nooit omvergeworpen worden. God zal dit realiseren. Als we dat bouwwerk zien als de een of andere beweging, een organisatie, een systeem van christelijk werk, een onderneming, dan hebben we een verkeerd denkbeeld van Gods bouwwerk. Gods bouwwerk bestaat uit heiligen die opgroeien naar het beeld van Zijn Zoon. Omdat Christus blijvend is, is ook het voornemen van God betreffende hen die van Christus zijn blijvend. Gods voornemen kan nooit mislukken. Als wij met alle geweld hier op aarde iets tot stand gebracht willen zien, met succes, dan komen we daar waar de raad om het maar op te geven, goede raad is. Dan zouden we dom zijn om eraan vast te houden. Maar als we niets anders willen dan ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn, dan is dat geen hopeloos verlangen. Dat is Gods bedoeling, die al vaststond voor deze wereld met al zijn veranderingen en zijn duivel er was. “… toch waren zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed.” Probeert u werk te verzetten voor de Heer? Probeert u het werk van de Heer te vermeerderen? Geef het op. Ga binnen in die werken die al gereed zijn en dan zult u daardoor tot het doel komen.

Als u een roeping van de Here tot Zijn dienst overweegt, laat me u dan het geheim noemen hoe u er doorheen kunt komen, in volkomen overwinning, met vrucht. Ja, zeker – ook al ziet u het niet – u zult het doel bereiken. Begin te zeggen: “Heer, dit alles is gedaan vóór de wereld bestond. Ik ga binnen in werken die gereed zijn en ik werk samen met U in de verwezenlijking van het volbrachte werk. Ik ga binnen in datgene wat in de eeuwigheid reeds gedaan is, in de raad Gods, die te maken heeft met deze speciale bediening. Ik ga daarin binnen door geloof, uitgaand van het vaste voornemen Gods van vóór eeuwige tijden.” En u zult vrucht hebben in die bediening. God zal u door Zijn heilige Geest nergens heensturen waar geen vrucht is. Dat ziet u nu misschien niet, maar later zult u het zien. God weet het. Hij werkt vanuit iets dat gereed is. Hij zegt tegen een apostel, die Hij in een heidense stad vol zonde en onreinheid brengt: “Vrees niet … want Ik heb veel volk in deze stad.” Niet: “Ik zal veel volk krijgen”, maar: “Ik heb veel volk in deze stad.” “Heer, wanneer hebt u hen verkregen?” “Voordat jij geboren werd, voordat de wereld er was.” Dat is Gods principe. Wij moeten de werken van de Heer doen onder de leiding van de Geest. Zo bouwen we op het fundament dat vastligt en waaraan we niet hoeven te wanhopen. Dan staat het op vaste grond, die niet vernietigd kan worden.

Hoe wezenlijk is het om daarop ons leven gefundeerd te hebben, ons geloof tot behoudenis, en al onze dienst en bediening! O, bevrijd te zijn van alles wat de toets niet kan doorstaan, omdat het van de mens is, zelfs het godsdienstige, en binnengebracht te worden in de dingen die van God zijn en die elke toets kunnen doorstaan! “… En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods.” Het kan niet vernietigd worden. Als we daarop staan, hoeven we nooit op te geven. Er zullen zeker tijden van ernstige beproeving komen en ons hart zal ons influisteren dat we maar beter kunnen vluchten en alles in de steek laten, maar die raad komt voort uit angst. Vergeet niet dat angst nooit alles ziet. Angst ziet maar één ding, dat wat voor ogen is, en is blind voor alle andere factoren. Angst deed de verspieders, die het eerst het land binnentrokken, slechts één ding zien, de moeilijkheden, en verblindde hen voor het hoogste goed, God. Het geloof ziet alle moeilijkheden en hoewel het geloof God misschien niet ziet als Degene die meteen ingrijpt, ziet het Hem wel altijd als Degene die boven alles staat. Angst is kortzichtig. Angst is zeer beperkt in de beoordeling van de situatie. Dit was een raad die ingegeven werd door angst: “Vlucht naar uw gebergte.” Waarom? “Kijk eens hoe de zaken ervoor staan. Is het niet duidelijk dat je het bij het verkeerde eind hebt en de vijand maar doet zoals hij wil?” Zo sprak de angst, maar David kende een andere kant. Het was de kant van geloof en daarom sprak hij: “Bij de Here schuil ik. Hoe durft gij dan tot mij zeggen: Vliedt naar uw gebergte als vogels?” Geloof ziet dat Gods grondslagen vaststaan, dat ze niet vernield kunnen worden. Hoe het er ook uitziet, het geloof kijkt verder dan de uiterlijke omstandigheden en klemt zich vast aan de Here, maakt Hem tot schuilplaats en zegeviert. Sommigen hebben gesuggereerd dat de elfde psalm door David geschreven werd in de tijd dat hij achtervolgd werd door Saul. Ik kan daarin niet meekomen, omdat David vluchtte toen Saul hem achtervolgde, en hier zegt hij dat hij niet zal vluchten. Anderen beweren dat de psalm geschreven werd ten tijde van Absaloms verraad en dat David het advies kreeg om te vluchten. Hij vluchtte toen inderdaad, maar hier zegt hij dat hij niet wil vluchten. Er zal een andere historische achtergrond voor gevonden moeten worden. Waarom vluchtte hij niet? Waarom liet hij de situatie niet in de steek en zei: “Ja, jullie hebben gelijk. De vijand heeft toegeslagen. Hij heeft de grondslagen zelfs vernield. Ik zal maar minder weerstand gaan bieden, want het heeft toch geen zin meer”? Waarom verwierp hij deze gedachten? Eenvoudig omdat de ogen van zijn hart op de Heer gericht waren en er geen persoonlijke belangen op het spel stonden. Er was geen organisatie, geen vereniging, geen beweging waar hij zo mee verbonden was, dat als die in elkaar zou storten, zijn hele leven verloren zou zijn. Nee, het was de Heer. Het is geweldig om bij de Here te zijn en los van alles wat minder is, om één te zijn met de Here in Zijn voornemen. Wat zou het als al het andere in rook opgaat? Daar ging u immers niet in op, daar was uw hart immers niet op gericht. Waar u op gericht was, was niet iets tijdelijks, iets hier op aarde; het was geestelijk en eeuwig en niets kan dat vernielen.

U ziet, geliefden, waar het om gaat. U en ik dienen gegrond te zijn op Gods doel. Datgene wat ons hele leven en al onze activiteiten behoort te bepalen, is Gods doel. En wat is Gods doel? Laten we heel duidelijk stellen dat het Gods doel niet is om hier op aarde iets op te richten, zelfs niet als Zijn naam eraan verbonden is. Alles wat gebonden is aan deze aarde, zal met de aarde verdwijnen. Gods doel is geestelijk, namelijk in toenemende mate Zijn Zoon in het leven van Zijn kinderen te openbaren – meer van Christus. De rest doet er helemaal niet toe. Alle aspecten van het werk die slechts tijdelijk zijn, zijn van zeer weinig belang. Waar het om gaat is dat mannen en vrouwen volmaakt worden in Christus. Wij zijn hier niet om iets op te richten en dan te proberen de mensen zover te krijgen dat ze daar lid van worden, dat ze zich daarbij aansluiten – zelfs niet als we dat een “getuigenis” noemen. Laten we voorzichtig zijn en aan de goede kant beginnen. Wij zijn hier niet op aarde om een bepaalde leer te brengen en mensen tot aanhangers van die leer te maken. Als u het Nieuwe Testament leest, ziet u dat mensen samenkwamen omdat ze al ergens in waren. Ze kwamen niet om zich ergens bij aan te sluiten. Het getuigenis is niet iets waar je je bij aansluit. U wordt toegevoegd doordat u in het getuigenis bent. Begrijpt u dat? Dit is iets buitengewoon belangrijks in verband met dit onderwerp. We worden teleurgesteld en krijgen het moeilijk als we proberen mensen iets te laten overnemen. Laten we in de kracht van de heilige Geest ons getuigenis geven. Laat de Heer Zijn werk doen in ons hart en als Hij dat doet, zullen we innig aan elkaar verbonden zijn. De uitdrukking van de gemeente hier op aarde is het gevolg van het werk dat binnen in ons gebeurt en niet van iets wat u bij elkaar gebracht hebt, zelfs niet rond een bepaalde leer, een getuigenis of een gemeenschap. Laten we alstublieft niet denken dat we ons kunnen aansluiten bij een gemeenschap. Gemeenschap is er. Het is het gevolg van iets innerlijks.

Ik wil nu alles wat ik gezegd heb in deze wet samenvatten: het doel is een innerlijk leven in God te bezitten en als dat er is, dan hebben we iets wat nooit vernield kan worden. Als u een ander doel hebt, als u een uiterlijke vorm of ordening wilt hebben, bent u bezig met iets dat vernield zal worden; het zal schade lijden, het zal in stukken gebroken worden. Daarom zien we zoveel splitsingen. Waar het om gaat is iets zuivers dat bij enkelen in hun leven ingewerkt is en omdat in ieders leven hetzelfde werk gedaan is, komt dit kleine groepje bij elkaar in een wonderbare eenheid en iets van God Zelf wordt in hen gevonden. Maar daarna beginnen anderen zich bij hen aan te sluiten, en het onderricht te aanvaarden. Dan komt er een volgende generatie, die het onderricht van de eerste generatie overneemt, maar dat werk is niet in hun binnenste gedaan en het is niets anders dan het voortzetten van een leer, een traditie, zonder de innerlijke werkelijkheid. En wat gebeurt er? Het duurt niet lang of er komt een scheuring en daarna de ene scheuring na de andere. Maar dat ene dat van Christus is in het hart, kan niet verdeeld worden. Dat maakt gemeenschap, dat is onverwoestbaar. Maar als iets slechts uiterlijk is, historisch, traditioneel en leerstellig, kan het uiteenvallen in evenveel fragmenten als er mensen zijn. Het fundament is Jezus Christus. Jezus Christus moet groeien in het hart, ontwikkeld worden, ten volle in de heiligen gestalte krijgen. Dat is een onvernietigbaar gegeven – Christus als het fundament in ons binnenste.

Ik denk dat we veel meer zorg moeten hebben voor elkaars geestelijke groei. Alles moet binnen dat doel vallen: de geestelijke groei van elkaar. Al het andere dat goed en recht is, elke uiterlijke uitdrukking zal daarvan een gevolg zijn. Dit is het grondprincipe, onze wederzijdse geestelijke ontwikkeling, de toename van Christus. Alle activiteiten en bedriegerijen van de hel kunnen dat nooit vernielen. Dat is Gods fundament in ons, dat voor altijd blijft staan.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.