Austin-Sparks.net

Wat is de Mens?

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 9 - Het Opstandingslichaam, Een Geestelijk Lichaam

De oorsprong van het leven van een kind van God is geestelijk - ‘wat uit de Geest geboren is, is geest’ (Joh. 3:6). Het levensonderhoud van een kind van God, zijn voedsel is ook geestelijk.

‘Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood dat uit de hemel nedergedaald is, ... wie dit brood eet zal in eeuwigheid leven ... de woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven’ (Joh. 6:57,58,63).

Zo is ook de voltooiing van dit leven geestelijk; het einddoel is een geestelijk lichaam. Wij mogen de opstanding van Christus niet zien als een beeld van onze lichamelijke opstanding, maar wij mogen ons opstandingslichaam wel zien als gelijkvormig aan zijn opstandingslichaam. Zijn opstanding was anders dan elke andere opstanding. Zijn lichaam was zonder zonde en daarom heeft het geen ontbinding gezien. ‘Gij zult mijn ziel niet aan het dodenrijk overlaten, noch uw heilige ontbinding doen zien’ (Hand. 2:27). Zijn lichaam werd geheel bewaard en toen in het leven teruggeroepen, zodat het na de opstanding herkenbaar was als hetzelfde lichaam, dat de littekens van de kruisiging droeg.

En toch was het zo anders! Ons lichaam zal wel ontbinding zien, want het is nu al aan verderf onderhevig. ‘Dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen’ (1 Kor. 15:53). Maar er is een verschil tussen ons lichaam vóór de opstanding en daarna, een verschil dat in overeenstemming is met het hele levensbeginsel van een gelovige. Dit principe komt tot uitdrukking in de volgende bekende woorden:

‘Als gij zaait, zaait gij niet het toekomstige lichaam, maar slechts een korrel; maar God geeft er een lichaam aan, gelijk Hij dat gewild heeft, en wel aan elk zaad zijn eigen lichaam. Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke en daarna het geestelijke ... En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen’ (1 Kor. 15:37-49).

Eerst zijn wij door de Geest geestelijk levend gemaakt. De Geest des levens heeft ons vrijgemaakt van de wet van zonde en dood. En de voltooiing is ook het werk van de Geest des levens, wanneer het sterfelijke door het leven verslonden wordt.

Het zieleleven van de mens hangt op de een of andere wijze samen met het bloed, waardoor het lichaam en de ziel op een bijzondere manier met elkaar verbonden zijn. Het Oude Testament zegt meerdere malen met nadruk: ‘Het leven (of de ziel) is in het bloed’. Dit komt ook naar voren in het afwisselende gebruik van ‘leven’ en ‘ziel’ in het Nieuwe Testament, vooral in het Evangelie van Johannes (bv. Joh. 12:25). Zo is het tegenwoordige lichaam van de mens een fysiek-psychisch of psychisch-fysiek lichaam, dat een geest heeft. Maar de bijbel zegt dat ‘vlees en bloed het koninkrijk Gods niet kunnen beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet’ (1Kor 15:50). Elke arts zal zeggen dat ziekte in het bloed zetelt. Dit bewijst opnieuw wat wij gezegd hebben: het verderf bevindt zich in de ziel. In het opstandingslichaam van Christus is geen bloed aanwezig. ‘Betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en BEENDEREN heeft, zoals gij ziet dat Ik heb’ (Luk 24:39).

Dit is in de eerste plaats het bewijs van zijn Zoonschap en de rechtvaardiging daarvan, het bewijs dat Hij in de geest geleefd en overwonnen heeft, zonder te hebben toegegeven aan de ziel, aan het eigen ik.

‘Naar de Geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht’ (Rom. 1:4).

Het opstandingslichaam is daarom dan ook geen lichaam met bloed en een ziel, maar een geestelijk lichaam. Dit is de voleindiging, de voltooiing van het geestelijk leven. Daar denkt Paulus aan als hij zegt:

‘Want die hij tevoren gekend heeft, heeft hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders’ (Rom. 8:29).

Dit volgt op wat hij eerder zegt:

‘Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods ... ook wijzelf, wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, (St. Vert.: die de eerstelingen des Geestes hebben) zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap (d.i. ons meerderjarig worden): de verlossing van ons lichaam’ (Rom. 8:19,23).

Wij kunnen onmogelijk begrijpen wat een geestelijk lichaam is, maar wij zien dat het vrij is van veel beperkingen die onze tegenwoordige vorm van bestaan met zich meebrengt. Wij willen nu niet proberen een beschrijving te geven van het leven buiten de tegenwoordige orde, maar alleen wijzen op het principe. Er is een groot verschil tussen een geest zonder lichaam en een vergeestelijkt lichaam. Hier staat ons denkvermogen stil.

Ook is alle opstanding niet DEZE opstanding. Onze Heer heeft gezegd dat sommigen zullen opstaan ten oordeel, anderen ten leven. De opstanding ten leven is die van een geestelijk lichaam, de climax of de volle vrucht van een geestelijk leven. Wat is het in het licht hiervan belangrijk om het verschil te weten tussen ziel en geest; tussen godsdienst als een uiting van de ziel, en echt geestelijk leven als een uiting van de Christus in ons, die alleen de ‘hoop der heerlijkheid’ is.

‘Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden ...’ (1 Kor. 15:51).

Het is inderdaad een geheim hoe een fysiek lichaam kan bestaan zonder al de kenmerken van het tegenwoordige lichaam, waarin het bloed een grote rol speelt. Maar wij lezen dat het zo is en bepaalde andere verklaringen in dit verband wijzen er ook op. Bijvoorbeeld in de opstanding ‘huwen zij niet en worden niet ten huwelijk genomen’ (Luk. 20:35). Hiermee vervalt veel van het zieleleven en van het lichamelijke leven. Het vermogen tot voortplanting en de wijze waarop die in de tegenwoordige levensorde plaats vindt zullen geheel verdwenen zijn. Maar wij hebben gezien dat de geest zijn eigen vermogens en functies heeft om te kennen en te handelen, om in leven te houden en kracht te geven.

Eén ding is heel duidelijk: satan haat opstanding. Hij wilde de opstanding verbergen door een vals gerucht te verspreiden over de opstanding van Christus. Het allerbelangrijkste en sterkste getuigenis van God is opstanding. Het hoofdthema van de prediking der apostelen was: ‘God heeft Hem opgewekt!’ De belangrijkste ervaring van een gelovige is opstanding. Daarom wordt het satan toegestaan om een dienstknecht van God ‘menigmaal in doodsgevaren’ te brengen, of zoals een Engelse vertaling het zegt: ‘dikwijls in de dood’ te brengen. God laat het toe dat wij ‘ons als ter dood verwezen achten, opdat wij ... ons vertrouwen zouden stellen op God, die de doden opwekt’ (2 Kor. 1:9).

Hierover kan de ziel zich niet verblijden. Die heeft liever succes, die wil graag iets bereiken, vooruitgang boeken, naam maken enz., alles naar menselijke maatstaven gemeten. Maar de hemelse maatstaf van kracht is de opstanding van Christus. Daarom roept Paulus uit: ‘(Dit alles) om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding’ (Fil. 3:10). ‘De gemeenschap aan zijn lijden’ en ‘het gelijkvormig worden aan zijn dood’ zijn de achtergrond waartegen deze alles overtreffende kracht van zijn opstanding wordt gedemonstreerd. Maar iemand moet geestelijk zijn om dat te zien en nog veel meer om dat te begeren! Wij hebben het ‘onderpand van de Geest’ (2 Kor. 1:22) of ‘de Geest tot onderpand in onze harten’, dat is het onderpand van ons opstandingslichaam.

Ja, dit onderpand hebben wij in ons sterfelijk lichaam. ‘En indien de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door zijn Geest, die in u woont’ (Rom. 8:11). Er is zelfs nu in ons sterfelijk lichaam een getuigenis van de opstanding mogelijk, een getuigenis dat heenwijst naar de toekomstige opstanding van dat lichaam.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.