Austin-Sparks.net

Wat is de Mens?

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 1 - De Hoge Bestemming van de Mens

‘Wat is de mens?’ (Ps. 8:4-7; Heb. 2:5-8)

Deze nachtelijke overdenking bracht de psalmist ertoe die vraag te stellen en hij beantwoordde hem door de mens in het middelpunt van het heelal te plaatsen. Hij dacht na over alle eeuwen, vanaf de eeuwige raadslagen van God eer de wereld was, tot aan de vervulling daarvan in de toekomende wereld en daarna. Hij vroeg zich af welke bestemming God had voor die bijzondere schepping die Hij “mens’ had genoemd en zijn gedachten doorliepen verschillende stadia: ‘Voor een korte tijd beneden de engelen gesteld’, ‘met heerlijkheid en luister gekroond’, ‘Gij doet hem heersen over de werken uwer handen’. En dan neemt een geďnspireerde apostel de vraag van de psalmdichter over en voegt er aan toe: ‘Niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld onderworpen’, ‘alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen’.

Maar tussen het goddelijke plan en de verwerkelijking daarvan, ligt de tragiek van de val van de mens, maar ook de heerlijkheid van Gods genade in de verlossing. Nu moeten wij iets zeggen over de ontaarding van de mens, over zijn ontredderde toestand, om dan te ontdekken wat gelijkvormigheid aan het beeld van Gods Zoon betekent, waardoor die ontreddering overwonnen wordt. Het gaat om het wezen van de mens en om de vraag wie eigenlijk het Koninkrijk van God kunnen beërven.

Voor die hoge en heerlijke bestemming is niet alleen een bepaalde geestelijke en morele gesteldheid nodig, maar een bepaald soort mens. Zoals een rups zijn eigen lijkwade moet spinnen en de levensvorm die hij bezit moet opgeven, om te ontwaken in een nieuwe orde, om als een prachtige vlinder binnen te gaan in een nieuwe wereld, zo moet ook de mens nu de ene orde achterlaten en opnieuw en toegerust worden met eigenschappen en vermogens voor een nieuwe, een hogere orde. De mens, zoals God hem gemaakt heeft - en ergens weet hij dat zelf ook, al is het misschien vaag - is voor het heelal geschapen; hij heeft universele rechten. Maar er is iets gebeurd wat de verwerkelijking van Gods plannen in de mens zoals hij nu is onmogelijk maakt. Tegelijkertijd tracht de mens toch, maar tevergeefs, die verwezenlijking te bereiken. Dit ontzettende conflict in het hart van het heelal was aanleiding voor God om opnieuw tussenbeide te komen in de persoon van zijn Zoon. In Hem zien wij een mens naar Gods gedachte en in Hem doet God de mens, die daarmee in strijd is, weg. In Hem is er een nieuwe schepping en in Hem zien wij wat de mens zijn zal als hij de volwassenheid bereikt, die God steeds op het oog heeft gehad. Die volwassenheid was dus Gods doel en niet de toestand waarin de mens zich bij de schepping - zelfs voor zijn val - bevond. Zoals wij het zien hangt het bereiken van dit doel daarvan af, of de verstoring in de menselijke natuur in orde wordt gebracht, zodat zijn levende band met God geheel kan worden hersteld.

Een levende band met God heeft te maken met onze ‘pneuma’ of geest en daar, in onze geest, moet de Heilige Geest ons verlichten.

Een belangrijk verschil

Tweemaal gebruikt de apostel Paulus enkele woorden die speciaal van toepassing zijn op ons onderwerp, namelijk in Rom. 2:18 en in Fil. 1:10. De Statenvertaling geeft ze als volgt weer:

‘Beproeft de dingen die verschillen.’

Wij geloven dat veel schade zou zijn voorkomen en veel winst verkregen, als het verschil tussen ziel en geest was onderkend.

Dit is niet een zaak die alleen theologen aangaat, maar die het geestelijk leven van Gods kinderen op bijna elk punt raakt. De hele kwestie van leven of dood in geestelijk opzicht is hier in het geding. Haast niets is belangrijker om tot het volle geestelijke leven en tot een doeltreffende dienst aan God te komen. Dit verschil tussen ziel en geest verklaart zoveel van de betekenis van Gods verlossingsplan in en door het kruis van Christus. Vele van de onverklaarbare problemen waar men geen oplossing voor heeft kunnen vinden, krijgen hier een antwoord. Misschien is het goed er enkele te noemen.

In de eerste plaats is daar het wezenlijke en fundamentele verschil tussen de nieuwe schepping en de oude. Het in-verdrietige probleem van geheel of gedeeltelijk onbevredigende bekeringen staat hiermee in verband: mensen die ogenschijnlijk de grote verandering hebben doorgemaakt, maar die - al te spoedig - verschijnselen vertonen die ons doen twijfelen aan een echte, radicale wedergeboorte. Grote massa’s gaan naar voren onder bijzonder gunstige (?) omstandigheden van een goed georganiseerde evangelisatie-campagne, waarvoor veel reclame is gemaakt. Maar een zeer groot deel van hen valt spoedig nadat de campagne voorbij is, terug. Zij zijn niet meer te vinden. Anderen worden in leven gehouden door een soort broeikas-evangelisatie, onder een zekere hoogspanning. Van een bepaalde stad in Groot-Brittanië wordt gezegd dat één op de twee mensen, die je daar ontmoet, ‘bekeerd’ is, hoewel de grote meerderheid er nu natuurlijk niets meer mee te maken heeft. Hierdoor zullen er bij ons zeker ook nog vragen rijzen over Gods wegen en middelen én de onze voor evangelisatie.

Dan is er in de tweede plaats de moeilijke kwestie van de trage geestelijke groei van hen die werkelijk Christus hebben aangenomen. Wij zijn er van overtuigd dat het bereiken van geestelijke volwassenheid ons hele leven in beslag neemt, maar wij spreken nu over een onnodige vertraging van de groei, met de steeds weer voorkomende kenmerken van kinderlijkheid, ja zelfs van kinderachtigheid, onmondigheid. De schrijvers van de brieven in het Nieuwe Testament betreuren dit verschijnsel zeer. Ja, eigenlijk is het grootste deel van het Nieuwe Testament om deze reden geschreven. In de brief aan de Thessalonicenzen, de eerste brief die Paulus geschreven heeft, wordt het verschil van ziel en geest alleen maar genoemd, zonder nadere verklaring (1 Thess. 5:23). In de brieven aan de Korinthiërs spreekt hij ook over dit verschil, als wij bedenken dat ‘natuurlijk’ in 2:14 eigenlijk betekent: ‘van de ziel’ (Kanttekening St. Vert. ‘ziellijk’) en dat hij spreekt over ‘geestelijk’ en ‘geestelijke’ gaven. Ook de brief aan de Hebreeën moeten wij zien in het licht van het ‘scheiden van ziel en geest’ (Hebr. 4:12) en van ‘de Vader der geesten’ (Hebr. 12:9). Het gaat om geestelijke vooruitgang of stilstand.

Er zijn nog veel meer vragen. Bijvoorbeeld waarom er zo weinig blijvend geestelijk resultaat is, terwijl wij ons werkelijk helemaal inzetten. Om maar niet te spreken van het succes van oppervlakkige en tenslotte schadelijke geestelijke bewegingen. En dan moeten wij ook nog de kwestie van de misleiding ernstig onder ogen zien. De misleiding van christenen, zodat zij op een dwaalspoor komen of geheel onbruikbaar worden voor het werk van God en dikwijls in tegenspraak leven met de grondslagen van het geloof. Hiervoor kunnen wij onze ogen toch niet sluiten en wij kunnen die gevallen ook niet allemáál medisch verklaren. Hier zouden wij nog heel wat geestelijke moeilijkheden aan toe kunnen voegen en enkele daarvan zullen straks aan de orde komen. Hoewel er misschien voor ieder geval meer dan één verklaring zal zijn vanwege de bijzondere factoren die in het spel zijn - en niemand zal aannemen dat wij willen beweren de oorzaak en de genezing van alle kwalen te hebben gevonden toch komt het ons voor dat het gebrek aan onderscheid op het punt van de ziel en de geest van de mens veel vaker de oorzaak is van de problemen dan de grote meerderheid van Gods kinderen heeft onderkend. Nu wij hebben aangegeven hoe belangrijk deze zaak is, gaan wij ons eigenlijke onderwerp nader bezien.

Vanwaar deze blindheid?

Als al deze en nog veel meer ernstige moeilijkheden grotendeels te wijten zijn aan gebrek aan onderscheid betreffende een belangrijk verschil, dan moeten wij ons afvragen wat hier de oorzaak van is. Wanneer wij een geestelijke afwijking willen opsporen gaan wij natuurlijk altijd direct terug naar de oorsprong. Satan, die steeds weer heeft geprobeerd Gods werk te bederven en Gods voornemen in de weg te staan, heeft ook hier voordeel willen behalen door déze zaak te verbergen. Hij heeft het volk van God onwetend gehouden op dit belangrijke punt. Daarom bidt Paulus om ‘verlichte ogen van uw hárt’.

Maar satan heeft allerlei wegen en middelen en die moeten wij ontdekken, om niet alleen verlost te worden van de Boze, maar ook van het boze. Daarom beginnen wij aan het eind.

De algemeen aanvaarde stelling

Wat het wezen van de mens betreft is er de nagenoeg algemeen aanvaarde stelling, dat hij bestaat uit een niet-stoffelijk en een stoffelijk gedeelte, ziel en lichaam. Zelfs christenen die de terminologie van de bijbel ‘geest, ziel en lichaam’ wel willen aanvaarden, kunnen toch de geweldige draagwijdte van deze driévoudige omschrijving niet inzien. Of ze nemen de moeite niet om er zich in te verdiepen en met alle fatale gevolgen van dien leven ze verder, alsof het verschil niet bestaat. Maar er zijn nog andere, meer positieve factoren, waarmee wij rekening moeten houden.

De leraars van het volk van God hebben gefaald. Waarom? Hoofdzakelijk, omdat zij het Woord van God niet geopend hebben en de verlichting en het onderwijs niet gezocht hebben, die regelrecht van de Heilige Geest komen. Of zou het ook kunnen zijn dat in veel gevallen de Heilige Geest niet echt de inwonende Leraar was? Dan is er ook nog een derde verklaring mogelijk. Zou het ook de vrees kunnen zijn dat ‘men’ het vreemd vindt, zonderling, als wij tegen de algemeen heersende gedachte ingaan? Dit brengt ons tot de vraag: vanwaar deze algemeen geldende opvatting? Is die uit de hemel of van de mensen? Let u op, dit is een bijbelse keuze. De algemeen aanvaarde stelling komt uit twee hoeken. Bepaalde heidense wijsgeren hebben de interpretatie van deze zaak beďnvloed, of men zich dat nu bewust is of niet. Wat de psychologen betreft, hun voornaamste opvattingen zijn heidens. De twee die de grondslagen voor de psychologie hebben gelegd waren Plato en Aristoteles. Wij geven hun leer hier weer, en hoewel wij wel zien dat Aristoteles gemakkelijker in overeenstemming gebracht zou kunnen worden met de bijbelse gedachtengang, zij het met de nodige kunstgrepen, toch willen wij er op wijzen dat zij geen van beiden de bijbel erbij hadden. Zij wisten ook niets van een ingrijpende ervaring, waarbij de innerlijke mens door de Heilige Geest vernieuwd en verlicht wordt. Zij hadden het licht van het natuurlijke verstand, de wijsheid van deze wereld, die alleen maar op werelds terrein bruikbaar is.

En dan de kerkvaders, Augustinus en anderen. Zij op hun beurt hebben gespeeld met de leer van die heidense wijsgeren en kwamen zo onder hun invloed. Als wij de onfeilbaarheid van deze ‘kerkvaders’ op enkele andere meer opvallende punten konden aanvaarden, zouden wij misschien onze houding ten opzichte van hun inzichten in deze veel minder opvallende kwestie kunnen wijzigen, maar dat kunnen wij niet! De kerkvaders zouden verstandiger geweest zijn als zij zich gehoed hadden voor de verwikkelingen van een verbintenis met de leer van Plato, een verbintenis die op het eerste gezicht zulke grote voordelen scheen te bieden. Nu moet iemand die het volk van God zal onderwijzen wel enig inzicht hebben in wat de mens is, en met welk doel hij geschapen is. Om die reden heeft men de psychologische werken ter hand genomen, die allemaal op dat heidense fundament gebaseerd zijn. Natuurlijk liggen de dagen van Plato ver achter ons en zijn er veel onderzoekingen en experimenten gedaan na het werk van die pioniers; maar toch, de oorspronkelijke formule blijft onveranderd, de mens heet tweeledig te zijn: niet-stoffelijk en stoffelijk, ziel en lichaam. Misschien wordt op sommige bijbelscholen de meer bijbelse gedachtengang geleerd, maar het is dringend nodig dat het ons door openbaring duidelijk wordt en niet slechts door studie. Het is diep te betreuren dat de verreikende gevolgen van deze zaak niet worden gezien. Wij kunnen haast geen conferentie bijwonen van werkelijk geestelijk gehalte of een speciaal werk voor God aantreffen, of de overheersende invloed van de psychologie, die niet overeenstemt met het Woord van God, is merkbaar, terwijl niemand daar erg in heeft. Wat zouden er geweldige dingen gebeuren - hoewel misschien ongezien (wat wčl zo veilig is) - als er een invloed van de geest heerste en niet van de ziel! Maar wat een verandering moet er plaatsvinden in onze maatstaven, om het zichtbare los te laten voor het onzichtbare, het tegenwoordige voor het eeuwige, het aardse voor het hemelse en het ‘succes’ voor de werkelijkheid!

Het standpunt van het woord God, een vergelijking

‘De verborgen mens’ is één van de uitdrukkingen die in verband met dit onderwerp wordt gebruikt. Maar laten wij er direct op letten, dat deze woorden een ander onderscheid aangeven tussen de ‘innerlijke’ en de ‘uiterlijke’ mens dan wat er meestal, buiten de bijbel om, mee bedoeld wordt. Het is namelijk niet het onderscheid dat psychologen en wijsgeren maken, of ze vroeger leefden of nu, en heidenen zijn of christenen. Voor hen is de ‘innerlijke’ mens de ziel en de ‘uiterlijke’ mens het lichaam. In het Woord van God is dat niet het geval. Daar is de ‘innerlijke’ of ‘verborgen’ mens de geest, en de ‘uiterlijke’ mens de ziel of het lichaam, een van beide of beide. Deze twee benamingen hebben dezelfde betekenis als: ‘de geestelijke mens’ en ‘de natuurlijke mens’ en deze twee kunnen vaneengescheiden worden door het ‘zwaard van de Geest’ het Woord van God. Het is net zo gevaarlijk één te maken wat God vaneenscheidt, als vaneen te scheiden wat God één gemaakt heeft. Het enige punt waarop deze drie - geest, ziel en lichaam - één zijn is, dat zij samen één mens vormen. De letterlijke vertaling van 1 Thess. 5:23 is ‘uw hele persoon’ of ‘uw hele mens’, ‘uzelf helemaal, geest, ziel en lichaam’; en er worden in het Grieks drie verschillende woorden gebruikt, zoals ook op andere plaatsen. De Geest van God gebruikt geen woorden lukraak, zo maar voor de variatie. Woorden door God gebruikt spreken van belangrijke geestelijke principes. Wanneer het woord ‘natuurlijk’ voor de mens gebruikt wordt is dat het Griekse woord psuchikos, ons woord: ‘psychisch’. Geestelijk is het bijvoeglijke naamwoord dat afgeleid is van het woord geest en ‘ziels’ zou het bijvoeglijk naamwoord moeten zijn afgeleid van het woord ‘ziel’. In Jakobus 3:15 wordt ‘ongeestelijk’ (St. Vert. ‘natuurlijk’) gebruikt, maar ‘ziels’ of van de ziel, zou nauwkeuriger weergeven wat hier bedoeld wordt en het is veelbetekenend dat er in dit vers gesproken wordt van twee soorten ‘wijsheid’.

De mens uniek in de schepping

Wat de mens uniek maakt in de schepping is niet dat hij een ziel is, of een ziel heeft, maar dat hij een geest en een ziel heeft; en misschien is hij door de samenvoeging van geest en ziel in één persoon wel enig in zijn soort tot ver buiten de schepping, in het heelal. God is geest. Engelen zijn geesten. Er zijn veel plaatsen in de bijbel die het verschil aangeven tussen het innerlijke ‘ik’ van de geest en het uiterlijke ‘ik’ van de ziel. Paulus zegt bijvoorbeeld: ‘Mijn geest bidt, maar mijn verstand blijft onvruchtbaar’ (1 Kor. 14:14). Verder (in 1 Kor. 2:14) zegt hij dat ‘de ongeestelijke, de natuurlijke (d.i. de zielse) mens niet aanvaardt hetgeen van de Geest Gods is ... en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is’. ‘Maar de geestelijke mens beoordeelt alle dingen’, vervolgt hij.

Dit onderscheid komt ook sterk naar voren als Paulus vertelt, hoe hij zijn bijzondere openbaring ontving:

‘Ik zal komen op ... openbaringen des Heren. Ik (de uiterlijke mens) weet van een mens in Christus (de innerlijke mens) veertien jaar is het geleden - of het in het lichaam was weet ik (de uiterlijke mens) niet, God weet het - dat die persoon (de innerlijke mens) weggevoerd werd tot in de derde hemel. En ik (de uiterlijke mens) weet van die persoon (de innerlijke mens) - of het in het lichaam of buiten het lichaam was weet ik (de uiterlijke mens) niet, God weet het - dat hij (de innerlijke mens) weggevoerd werd naar het paradijs, en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens (de uiterlijke mens) niet geoorloofd is uit te spreken. Over die persoon (de innerlijke mens) zal ik (de uiterlijke mens) roemen, maar over mijzelf (de uiterlijke mens) zal ik niet roemen’ (2 Kor. 12:1-5).

Hier zien wij dus dat de dingen die aan de geest worden geopenbaard, niet kunnen worden weergegeven door de uiterlijke mens, tenzij de Heer hem daar een bijzondere gave voor geeft. Op een andere plaats vraagt de apostel om voorbede, dat hem bij het openen van zijn mond het woord geschonken zal worden om het ‘geheimenis’ bekend te maken.

Er zouden nog veel meer voorbeelden gegeven kunnen worden, zoals ‘naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods’ en Romeinen 7 in zijn geheel.

Dan willen wij ook nog uw aandacht vestigen op het volgende:

‘Ik verblijd mij over de komst van Stefanas, Fortunatus en Achaďcus ... want zij hebben mijn geest en de uwe verkwikt’ (1 Kor. 16:17,18). ‘Die Geest getuigt met onze geest’ (Rom. 8:16). ‘Wij leveren in de naam van de Heer Jezus die man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren’ (1 Kor. 5:5). ‘Om heilig te zijn naar lichaam en geest’ (1 Kor. 7:34), enz.

In het Nieuwe Testament worden zowel de ziel als de geest meerdere malen genoemd, en omdat wij in de eerste plaats onderscheid willen maken tussen ziel en geest, of willen letten op het onderscheid dat de bijbel daartussen maakt, moeten wij een algemene regel vaststellen volgens welke dit onderscheid gemaakt wordt. In de bijbel heeft de ziel (dikwijls vertaald met ‘leven’) betrekking op het bewuste leven van de mens hier in deze wereld, zijn vermogen om te handelen, om iets te bereiken, om te genieten, om winst te maken en om te leren kennen en te verkrijgen wat van deze wereld is. Ook om te leven als een verantwoordelijk wezen, dat zich van zichzelf bewust is en verantwoording schuldig is aan God voor zichzelf en voor zijn leven. Hij geeft er zich dan ook rekenschap van dat zijn leven de werkelijkheid insluit van een hogere bestemming, die God er aan heeft willen geven, hoger dan het alleen maar voor zichzelf leven en voor de korte tijd op deze aarde. De ziel kan aangeraakt worden door en reageren op hogere dingen, maar heeft geen direct contact met God, wel indirect.

De geest is in de bijbel het instrument waardoor de mens - tenminste als zijn geest vernieuwd is - direct in contact staat met de dingen van God. Door de geest kan hij contact hebben met geestelijke wezens en geestelijke dingen.

Deze regel geldt zeer in het algemeen en als er passages in de bijbel voorkomen die hier niet mee in overeenstemming schijnen te zijn, dan zal de moeilijkheid meestal verdwijnen, als wij aan de voorwaarde denken dat God de mens enerzijds verantwoordelijk stelt als een redelijk wezen, dat zich van zichzelf bewust is, dat op zijn minst kan kiezen en God zoeken, maar anderzijds dat wanneer de geest vernieuwd is en in levende aanraking met God gebracht, ook de ziel daardoor wordt beďnvloed en zegeningen van God ontvangt, die hij weer aan Hem teruggeeft, via de geest. Een gedeelte uit de brief van Paulus aan de Korinthiërs is hier van toepassing:

‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen die Hem liefhebben. Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.

Wie toch onder de mensen weet wat in een mens is dan DES MENSEN EIGEN GEEST, DIE IN HEM IS? Zo weet ook niemand wat in God is dan de Geest Gods. Wij hebben ... de Geest uit God ontvangen ... opdat wij zouden weten ... de dingen (St. Vert.) van God’
(1 Kor. 2:9-12).

Elk koninkrijk wordt beheerst čn begrensd door zijn eigen aard. Een dier en een mens brengen het niet ver in de omgang met elkaar. Wat heeft een hond aan een oratorium van Händel?

Tot nu toe hebben wij eigenlijk alleen nog maar een grondslag gelegd. Maar voordat wij een nieuw hoofdstuk beginnen herhalen wij nog eens dat wij geen theoretische en ook geen vakkundige beschouwing zullen houden. Daartoe zijn wij niet bevoegd en wij willen dat ook niet. Wij hebben een sterk verlangen om de geestelijke toestand van vandaag te zien veranderen, ons doel is alleen maar geestelijk en is erop gericht dat God zich over zijn kinderen zal kunnen verblijden.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.